Van 10 juni tot 1 oktober 2018 presenteert het Westfries Museum in Hoorn de reizende tentoonstelling ‘Lage Landen’. Een prachtige reis door de geschiedenis van de Nederlandse landschapsschilderkunst aan de hand van veertig parels uit de collectie van het Rijksmuseum, aangevuld met een tiental recente aanwinsten uit de eigen collectie. Afgelopen zaterdag is de expositie officieel geopend door prof. dr. Paul Schnabel met een boeiend betoog over de vraag of er een relatie is tussen onze identiteit en het landschap.

Op de expositie ‘Lage Landen’ zijn veertig landschappen uit de zeventiende tot en met de twintigste eeuw te zien. Ze zijn van bekende schilders als Jacob van Ruisdael, Isaac van Ostade en van kunstenaars van recenter datum, zoals Jozef Israëls, Paul Gabriël, de broers Jacob en Willem Maris en Willem Roelofs. De werken geven een prachtig overzicht van de uiteenlopende landschappen die Nederland ooit rijk was. Op de expositie zijn ze ingedeeld in vier categorieën: ‘droog en woest’, ‘nat en drassig’, ‘koeien en paarden’ en ‘landarbeiders en landheren’. Die laatste twee laten zien dat er in de expositie ook aandacht is voor het dier en de mens in het Nederlandse landschap.

Collectie Frans Le Cocq d’Armandville
Het Westfries Museum vult de veertig landschappen uit het Rijksmuseum aan met een tiental werken uit de eigen collectie, die nog niet eerder aan het publiek zijn getoond. Het gaat om landschappen van onder andere Georg Hendrik Breitner, Anton Mauve en Johan Hendrik Weissenbruch. Ze zijn onderdeel van groot legaat dat kunstverzamelaar Frans Le Cocq d’Armandville het museum in 2017 naliet.

Identiteit
De intrigerende vraag bij al deze oogstrelende kunstwerken is, of er een relatie is tussen deze Nederlandse landschappen en onze identiteit. Het antwoord is misschien te vinden in de begeleidende audiotour vol muziek, poëzie en observaties van bekende Nederlanders en deskundigen.