ENKHUIZEN - De bewoners van 12 woningen in de Begoniastraat in Enkhuizen moeten hun huizen uiterlijk 8 januari verlaten. Ze wisten dat ze de woningen tijdelijk zouden huren omdat die gesloopt zouden worden, ook al stond er een fout in de afgegeven vergunningen over de woontermijn. Dat heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland beslist.


De wooncorporatie is eigenaar van een complex rijtjeswoningen aan de Begoniastraat. Sinds 2017 is de corporatie bezig met plannen voor de sloop van de huidige woningen en de bouw van 16 duurzame woningen. Door de voorgenomen sloop wilde de corporatie leegkomende woningen niet meer via de reguliere weg verhuren. Daarom heeft de corporatie zogenoemde Leegstandswetvergunningen aangevraagd om de leegstaande woningen tijdelijk te kunnen verhuren.

Alleen de gemeente maakte in de afgifte van die vergunningen een fout. De vergunningen werden afgegeven voor vijf jaar, hoewel voor sloopwoningen slechts een vergunning kan worden verleend voor twee jaar met mogelijkheid tot jaarlijkse verlenging. De fout is niet opgevallen bij de wooncorporatie. De corporatie sloot intussen huurovereenkomsten met huurders waarin duidelijk stond vermeld dat het om tijdelijke en een te slopen woonruimte gaat. Er stond ook in dat tussentijdse opzegging mogelijk is met een opzegtermijn van drie maanden en dat de bewoners geen vervangende woning krijgen als ze eruit moeten.

De corporatie stuurde op 8 juli een brief dat de bewoners op 1 oktober de woningen moesten verlaten. Maar de bewoners stellen dat die brief niet geldt omdat die niet aangetekend is gestuurd. Dat ze op 28 september uit een andere brief moesten vernemen dat ze op 1 oktober hun woningen uit moesten, kwam daardoor als een overval, zeggen ze. Ze wisten dat de huurovereenkomst voor een bepaalde tijd zou zijn, maar ze gingen ervan uit dat het om een termijn van 5 jaar zou gaan. Ook zeggen ze dat de corporatie de datum voor de voorgenomen sloop telkens verzet.

Oordeel rechtbank
De kantonrechter stelt de bewoners in het ongelijk. De planning van de corporatie loopt vast doordat de woningen nog bewoond zijn en niet gesloopt kunnen worden, oordeelt de rechter. Half januari wordt de omgevingsvergunning verwacht voor de bouw van de nieuwe woningen. Voor die tijd moet er nog een asbestonderzoek plaatsvinden in de te slopen huizen. Dat kan alleen als die leeg zijn.

De rechter oordeelt verder dat in de huurovereenkomsten duidelijk staat vermeld dat de huur slechts tijdelijk zou zijn en hij drie maanden van tevoren kan worden opgezegd. Hoewel de brief met huuropzegging op 8 juli niet aangetekend was verstuurd, hebben de bewoners niet betwist de brief te hebben ontvangen. Vanwege de opzegtermijn van drie maanden had de corporatie de huur niet op 1 oktober mogen opzeggen, maar vanaf 8 oktober. Dat er een fout in de Leegstandsvergunningen is geslopen, maakt daarbij geen verschil.

Tijdelijke noodoplossing
De kantonrechter is zich ervan bewust dat een ontruiming ingrijpende gevolgen heeft voor de huurders. Maar de kantonrechter oordeelt dat het van begin af aan duidelijk was dat de huurovereenkomsten een tijdelijke noodoplossing waren. Het is niet de bedoeling geweest om de bewoners de status van permanente huurders te geven. De huurders hadden er rekening mee kunnen houden dat bij het concreet worden van de sloopplannen zij de woningen moesten verlaten. Dat moment is inmiddels aangebroken. Gelet op de belangen van zowel de corporatie als de huurders, bepaalt de kantonrechter dat de bewoners uiterlijk 8 januari hun woningen moeten verlaten.